Z1.1.2 | Opvraging BgZ bij eerdere behandelaar
Deze pagina beschrijft de uitwisseling in het geval van een opvraging van de BgZ bij een eerdere behandelaar. De Z1.2.2 | TTA Retrieving BgZ - FHIR Direct Pull beschrijft de technische invulling van deze uitwisseling binnen Twiin.
Doel en relevantie
Bij deze use case is sprake van behandeling waarbij gegevens van een andere instelling, waar een eerdere behandeling heeft plaatsgevonden, worden opgevraagd.
Bedrijfsrollen
Rol | Toelichting |
---|---|
Nieuwe behandelaar | De arts die een patiënt behandelt en gegevens wil opvragen van een eerdere behandeling bij een andere zorginstelling. |
Dossierhouder | De instelling waar de patiënt eerder behandeld is, en die de BgZ deelt met de (huidige) behandelend arts bij een andere instelling. |
Proces en context
Patient journey
Een patiënt komt voor behandeling bij een zorgverlener. Uit de anamnese blijkt een eerdere behandeling bij een andere instelling. De zorgverlener vraagt de BgZ op bij de andere instelling.
We maken een voorlopig onderscheid in twee subcasussen: opvraag met en zonder collegiaal contact.
Met collegiaal contact volgt de gebruikelijke handelwijze waarbij een arts een eerdere arts belt om nadere informatie over de patiënt en naar eerdere behandelingen/bevindingen te informeren.
Variant: Opvraging met collegiaal contact
De huidige behandelaar neemt contact op met de dossierhoudende instelling en wordt doorverwezen naar de eerdere behandelaar. Beiden spreken de casus door. De eerdere behandelaar verstrekt de BgZ aan de huidige behandelaar en heeft daarbij de optie:
een collegiale brief mee te zenden;
aanvullende documentatie (brieven, beelden, verslagen etc.) mee te zenden.
Variant: Opvraging zonder collegiaal contact
Wanneer de eerdere behandelaar niet meer werkzaam is bij de dossierhoudende instelling, of wanneer collegiaal contact niet nodig of wenselijk is, vraagt de huidige zorgverlener de BgZ op bij de dossierhoudende instelling. De zorgverleners bij die instelling hoeven daarbij geen rol te spelen op dat moment. De dossierhoudende instelling levert de BgZ (zoals die op dat moment uit het EPD gegenereerd kan worden) op aan de huidige behandelaar.
Precondities
Er is sprake van een eerdere behandeling.
De gegevens van de patiënt zijn daar vastgelegd in het EPD.
Er is een volgende behandeling in een andere instelling voor medisch-specialistische zorg.
De (huidig) behandelend arts wil de gegevens van de eerdere behandeling inzien.
Trigger event
Het verzoek van een behandelend arts om eerder vastgelegde gegevens van een andere instelling in te zien.
Proces
De behandelend arts vraagt een BgZ op.
De eerdere instelling stelt de BgZ beschikbaar aan de opvragende instelling.
Niet alle instellingen hebben de mogelijkheid een BgZ direct aan te maken. Soms is deze pas na enige tijd beschikbaar. Het heeft uiteraard de voorkeur wanneer een opvragende arts de gegevens direct ook in kan zien. Dat is echter geen verplichting: ook een proces met opvragen van de BgZ op het moment dat een consult gepland wordt om tijdens of voor het consult in te zien heeft meerwaarde.
De BgZ mag ook de laatste BgZ zijn wanneer een instelling deze na iedere wijziging opslaat: opnieuw genereren hoeft niet als geborgd is dat het de laatste stand van zaken is.
De BgZ wordt ter beschikking gesteld aan de huidige behandelend arts.
De behandelend arts raadpleegt de BgZ, en neemt (indien gewenst) alle of een deel van de gegevens over..