Het resource interface hoort bij de hoofdfunctie Uitwisseling.
Op deze pagina staan alleen de verantwoordelijkheden inzake het resource interface die nog niet genoemd staan in:
- de OAuth 2-specificatie;
- de informatiestandaard van de Gegevensdienst die op het resource interface wordt aangesproken.
1a. | De OAuth Client gebruikt voor het sturen van het acces token, in de resource request, de methode | ||||||||||||||||||||||||
1b. | De OAuth Client voegt bij het versturen van een resource request een HTTP Header Field toe met de naam MedMij-Request-ID . Het MedMij-Request-ID moet een willekeurige waarde bevatten en dient uniek te zijn binnen het MedMij netwerk. Het kan een integer waarde zijn, of een UUID, maar kan ook volgens een ander geldig identificatiepatroon worden gevuld. | ||||||||||||||||||||||||
2. | Na ontvangst van een resource request, in UCI Verzamelen of UCI Delen, zal de Resource Server, indien in antwoord daarop een resource response dient te worden gedaan, na maximaal zestig (60) seconden dit resource response ter beschikking stellen aan de PGO Server. Dit gedrag van de Resource Server is gedurende minimaal 98,5% van de tijd beschikbaar. | ||||||||||||||||||||||||
3. | Voor zover er in het verkeer tussen PGO Server en Resource Server in de use case-implementaties UCI Verzamelen en UCI Delen sprake is, in de stuurgegevens, van een gegevenselement dat tot de identiteit van de Zorggebruiker herleid kan worden, gebruiken zij daarvoor niets anders dan de OAuth-gegevens die zij in hun respectievelijke OAuth Client en OAuth Resource Server moeten uitwisselen. PGO Server, Authorization Server en Resource Server treffen goed beveiligde voorzieningen waarmee zij hieruit waar nodig zelf de identiteit van de Zorggebruiker kunnen vaststellen. | ||||||||||||||||||||||||
4. | OAuth Resource Server en OAuth Client behandelen uitzonderingssituaties inzake het resource interface af volgens onderstaande tabel.
|