Document toolboxDocument toolbox

(MedMij Afsprakenstelsel 2.0.2R) Coördinatie, regie en uitwisseling


Scheiding tussen Regie, Uitwisseling en Coördinatie

Het MedMij Afsprakenstelsel scheidt drie hoofdfuncties: Regie, Uitwisseling en Coördinatie. Al het gedrag van de betrokken rollen hoort bij één van deze drie hoofdfuncties. De hoofdfuncties hebben een onderlinge relatie. Aan de hoofdfuncties zijn beginselkeuzes verbonden.

Centraal staat de Regie; hiermee voert de Persoon regie, in interactie met de Aanbieder, over (de uitwisseling van) zijn gezondheidsinformatie. Onder deze hoofdfunctie vallen bijvoorbeeld het geven van toestemming van de Persoon aan de Aanbieder, het authentiseren van de Persoon door de Aanbieder, het autoriseren van de Dienstverlener persoon door de Aanbieder en het aangaan, beëindigen en onderhouden van abonnementen. Regie leidt zo steeds tot overeenkomsten tussen Persoon, Aanbieder en Dienstverlener persoon, en is gebaseerd op vertrouwen in de identiteit van de anderen in de overeenkomst. De Dienstverlener aanbieder is geen partij in deze overeenkomsten, omdat deze geen verwerkingsverantwoordelijke is zoals wel de Dienstverlener persoon. De Dienstverlener aanbieder speelt wel een belangrijke uitvoerende rol in de totstandkoming van de overeenkomsten, als verwerker namens de Aanbieder.

Regie stuurt Uitwisseling. Uitwisseling geeft uitvoering aan de Regie. Deze tweede hoofdfunctie voert het feitelijke verkeer van gezondheidsinformatie uit, van Aanbieder naar Dienstverlener persoon (Verzamelen en Notificeren) of andersom (Delen). Alle uitwisseling vindt plaats conform gestandaardiseerde Gegevensdiensten en in het kader van een Regie-overeenkomst. Regie en Uitwisseling worden, conform principe 10, alleen uitgevoerd door partijen die onder de volledige verantwoordelijkheid vallen van een Dienstverlener persoon of Dienstverlener aanbieder, en dus decentraal. MedMij is zelf niet betrokken in de uitvoering van Regie of Uitwisseling.

Toch is een voorbereidende rol van MedMij nodig om de partijen in staat te stellen de onderlinge Regie tot stand te brengen. Coördinatie is de derde hoofdfunctie, die zorgt voor het vertrouwen tussen het persoonsdomein en het aanbiedersdomein, zodat deze van elkaar kunnen weten wat zij kunnen en mogen binnen het MedMij-netwerk. Deze functie wordt uitgevoerd met de Catalogus, die aangeeft welke Gegevensdiensten op enig moment binnen het MedMij-netwerk van kracht zijn, en vier lijsten (GegevensdienstnamenlijstOAuth Client ListWhitelist en Aanbiederslijst), die zeggen welke Deelnemers er zijn, en wat zij kunnen en mogen.


Business-laag

Op deze laag worden de drie hoofdfuncties door de volgende rollen uitgevoerd.

Hoofdfunctie

Persoonsdomein

MedMij-domein

Aanbiedersdomein

Coördinatie
Regie-
Uitwisseling-

Op deze laag worden de drie hoofdfuncties in de volgende functies uitgevoerd.

Applicatielaag

Op deze laag zijn worden de drie hoofdfuncties door de volgende rollen uitgevoerd.

Op deze laag worden de drie hoofdfuncties op de volgende interfaces uitgevoerd. Elk interface hoort bij één hoofdfunctie.

Beginselen

De architectuur van het MedMij Afsprakenstelsel hanteert de volgende beginselen ten aanzien van de hoofdfuncties.

  1. Eén interface, één hoofdfunctie. Een interface hoort bij precies één hoofdfunctie. Bij voorkeur horen ook een rol en een functie bij precies één hoofdfunctie. Deze voorkeur is sterker op de Applicatie-laag dan op de Business-laag. Deze voorkeur is bovendien minder sterk bij de gebruikersrollen in beide domeinen.
  2. Decentrale regie en uitwisseling. Noch MedMij Beheer noch enige andere partij heeft een centrale of intermediaire rol in Regie of Uitwisseling tussen het Persoonsdomein en het Zorgaanbiedersdomein. Die intermediaire rol is er voor MedMij Beheer wel in Coördinatie. Dit beginsel is een uitwerking van principe 7.
  3. Geen sector-specifieke standaarden of oplossingen voor Coördinatie en Regie. Voor Coördinatie en Regie gebruikt het MedMij Afsprakenstelsel geen sector-specifieke oplossingen of standaarden. Sector-specificiteit moet hier niet alleen qua inhoud begrepen worden, maar ook qua governance (van een standaard). Gezondheid houdt zich niet aan sectorale verkavelingen; de Regie erop moet niet sectoraal verkaveld worden, omdat dat de regie zou beperken. Voor Uitwisseling heeft sector-specificiteit evenmin de voorkeur, maar vraagt de realiteit erom sector-specifieke uitwisselstandaarden te gebruiken (zoals HL7 voor de zorgsector en bijvoorbeeld StUF voor het gemeentelijke veld). Verreweg de meeste informatie-inhoudelijke standaardisatie vindt binnen sectoren plaats. Dit beginsel laat principe 19 onverlet.
  4. Geen uitwisseling zonder regie. Er vindt geen Uitwisseling plaats waaraan geen Regie-overeenkomst ten grondslag ligt. Mochten er Uitwisselingen in het MedMij Afsprakenstelsel moeten worden opgenomen die een andere legitimatie vereisen dan waarin Regie op enig moment voorziet, moet die nieuwe legitimatie dus onder de hoofdfunctie Regie worden toegevoegd. Regie bieden aan Personen op hun gezondheid(sinformatie) is het hoofddoel van MedMij. Coördinatie voorziet slechts in wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken.
  5. Uitwisseling gestandaardiseerd en gecoördineerd. Al het verkeer in het kader van Uitwisseling vindt plaats op basis van gestandaardiseerde Gegevensdiensten, die in de Catalogus zijn opgenomen.
  6. Gegevensdienst als eenheid van Regie. De eenheid van Regie tussen Persoon en Aanbieder is een hele Gegevensdienst. Een Uitwisseling, bijvoorbeeld een Notificatie, kan echter een kleinere eenheid betreffen, maar wel altijd als onderdeel van één Gegevensdienst. Ook elk Abonnement betreft één Gegevensdienst.
  7. Eén taal voor Coördinatie. Alle functionaliteit van de hoofdfunctie Coördinatie is gestoeld op één gezamenlijke set informatiemodellen, die geordend zijn in drie lagen: conceptueel (metamodel), logisch (logische modellen) en technisch ((MedMij Afsprakenstelsel 2.0.2R) XML-schema's). Deze informatiemodellen zijn onderdeel van het MedMij Afsprakenstelsel. Dat geldt niet voor de informatiestandaarden die voor de Gegevensdiensten gebruikt worden. Die zijn weliswaar per Gegevensdienst gestandaardiseerd, maar niet over alle Gegevensdiensten heen, op Catalogus-niveau, gestandaardiseerd, omdat dat MedMij zou inperken tot één sector (zie beginsel 3).
  8. Toekomstvaste scheiding. De scheiding tussen de drie hoofdfuncties vertegenwoordigt een structureel aspect van het evoluerende MedMij Afsprakenstelsel. Dat betekent dat, ondanks de grote implementatievrijheid van Deelnemers, zij hun implementatielast van nieuwe releases kunnen beperken door deze scheiding ook in hun implementatie-architectuur aan te brengen. De scheiding tussen de hoofdfuncties maakt de evolutie van het afsprakenstelsel voor Deelnemers voorspelbaarder.