Beschrijving
Elke resource moet uniek identificeerbaar zijn door de business en technische systemen. Hypermedia/links kunnen hierbij gebruikt worden om referenties of verwijzingen naar resources te gebruiken.
Voor correct gebruik van Identifiers wordt verwezen naar: Links naar gerelateerde onderwerpen
In deze topic wordt onderscheid gemaakt in Logische ID, Bedrijfsidentifier, Referenties en Referentie integriteit.
Logische ID
Overwegingen
Elke resource heeft een ID-element dat de "logische ID" (logical ID) bevat. De Logische ID dient uniek te zijn zodat de resource eenduidig terug te vinden is of naar verwezen kan worden. Verder is moet de logische ID een identifier zijn die met voorkeur slecht te raden is en geen probleem vormt bij toekomstige migratie en integraties tussen systemen. Om deze reden stelt koppeltaal dat de logische id een UUID versie 4 (rfc4122) moet zijn.
Toepassing en restricties
Volgens de FHIR standaard:
- Wanneer een nieuwe resource wordt aangemeld bij de FHIR Resource Provider, geeft de FHIR Resource Provider een nieuwe uniek logische id af binnen het domein van alle resources op dezelfde FHIR Resource Provider.
- Eenmaal toegewezen door de FHIR Resource Provider, wordt de "logische id" NOOIT gewijzigd. Een nieuwe logische ID betekent namelijk een nieuwe resource-instantie.
- De locatie van een resource-instantie is een absolute (locatie) URL die is samengesteld uit het basisadres waarop de instantie is gevonden, het resourcetype en de logische ID, zoals: https:/vzvz.fhir.nl/Patient/4497 (waarbij 4497 de logische id van een patiënt is).
- Wanneer een resource wordt gekopieerd van de ene provider naar een andere provider, kan de kopie al dan niet dezelfde logische id op de nieuwe server behouden. Dit is afhankelijk van replicatie en beleid.
Specifiek voor Koppeltaal:
- De applicaties mogen zelf geen Logische ID's toekennen.
- De logische ID is een UUID (rfc4122), versie 4.
Voorbeelden
|
Opvragen a.d.h.v een Patient.id
|
Bedrijfsidentifier
Overwegingen
Een "bedrijfsidentifier" wordt gebruikt om resources uniek te kunnen identificeren met (andere) systemen, die in andere omgevingen/domeinen aanwezig zijn.
Een patiënt kan bijvoorbeeld geidentificeerd worden aan de hand van een e-mail adres of een patientnummer. Een zorgverlener kan men identificeren via zijn AGB code. Een taak kan men identificeren aan een Taaknummer.
Met de hulp van de "bedrijfsidentifier" kan je altijd achterhalen of de resource instantie al aanwezig en bekend is. Hiermee kan men vervolgens ook de "logische ID" achterhalen, waaronder deze resource instantie bij de FHIR Resource Provider is aangemeld. Daarnaast kan de bedrijfsidentifier gebruikt worden om de relatie tussen de eigen entitetiten en de server weer op te bouwen als deze verloren is geraakt.
Koppeltaal stelt geen eisen aan welke identifiers gebruikt worden, zolang het bronsysteem de resource eenduidig kan relateren.
Toepassing en restricties
Volgens de FHIR standaard:
- Naast de "logische ID" (logical ID) kan bij de resource ook één tot meerdere "bedrijf identifier" (business identifier) element(en) gebruikt worden.
Specifiek voor Koppeltaal:
- De applicatie die een nieuwe resource instantie creëert en publiceert MOET het bedrijfsidentifier element (Identifier type) specificeren, als het identifier element in de resource instantie verplicht is.
- Optioneel mogen andere applicaties ook bedrijfsidentifiers toekennen.
Voorbeelden
Patient.identifier
|
Opvragen a.d.h.v een Patient.identifier
|
Referenties
Overwegingen
De "logische ID" (logical ID) kan in combinatie met de resource type gebruikt worden als referentie in resources. Dit wordt dan een zogeheten "literal" reference. Zie ook: https://www.hl7.org/fhir/references.html#literal
Toepassing en restricties
Specifiek voor Koppeltaal:
- De Logische referentie (op basis van bedrijfsidentifier) wordt in Koppeltaal niet gebruikt.
Voorbeelden
"Literal" referentie
|
Referentie integriteit
De FHIR resource service MOET referentiële integratie afdwingen. Dit houdt in dat er enkel naar resources gerefereerd kan worden indien deze ook daadwerkelijk bestaan in de FHIR resource service. Deze integriteit MOET op zowel “write” als “delete” interacties gewaarborgd worden.
Write integriteit
Aangezien gerefereerde resources altijd moeten bestaan, is de volgorde van resources aanmaken van belang. Bijvoorbeeld bij het aanmaken van een Task
, kan dit de volgorde zijn van resources aanmaken:
Patient
→ Practitioner
→ Endpoint
→ ActivityDefinition
→ Task
Delete integriteit
Koppeltaal raadt het gebruik van deletes af [TODO: Link Lifecycle]. Indien dit toch gebruikt wordt, moet de referentiële integriteit bewaakt worden. De regel is: een referentie MOET refereren naar een bestaand, non-deleted, object. Zo is het verwijderen van een Task
vaak simpel, omdat hier nauwelijks naar gerefereerd wordt. In het geval van een Patient
delete is de kans op integriteitsproblemen veel groter. Een Task
of een Practitioner
verwijzen bijvoorbeeld vaak naar een Patient
resource. Indien een delete niet voldoet aan de referentiële integriteit MOET de server de request afkeuren middels met een HTTP 409 Conflict
.
Eisen
IDR - Eisen (en aanbevelingen) voor identifiers en referenties
Links naar gerelateerde onderwerpen
Logische ID: https://www.hl7.org/fhir/resource.html#id
UUID: https://datatracker.ietf.org/doc/html/rfc4122
Bedrijfsidentifier http://hl7.org/fhir/R4/datatypes.html#identifier
Referentie: https://www.hl7.org/fhir/references.html