Skip to end of banner
Go to start of banner

Versiebeheer en -beleid - [review]

Skip to end of metadata
Go to start of metadata

You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 13 Next »

Het is zeer onwaarschijnlijk dat een Koppeltaal interface ongewijzigd blijft. Als de Koppeltaal eisen in der loop ter tijd  veranderen, kunnen er nieuwe verzamelingen van FHIR resources, profielen en interacties worden toegevoegd, kunnen de relaties tussen de resources veranderen en kan de structuur van de gegevens in de resources worden gewijzigd.

Hoewel het bijwerken van de Koppeltaal interfaces voor het afhandelen van nieuwe of verschillende behoeften een relatief eenvoudig proces lijkt, moet men echter rekening houden met de effecten die dergelijke wijzigingen kunnen hebben op de aanbiedende en afnemende partijen die de verschillende Koppeltaal interfaces gebruiken. Het probleem is dat, hoewel de leverancier die een Koppeltaal toepassing levert en controle heeft over die interface, geen volledige controle heeft over de voorzieningen en toepassingen, die mogelijk worden geleverd door andere organisaties. Belangrijk is het zorgen dat bestaande toepassingen ongewijzigd blijven werken, terwijl nieuwe toepassingen kunnen profiteren van nieuwe functies en FHIR resources.

Versiebeheer moet ervoor zorgen dat een Koppeltaal interface of resource aan kan geven welke functies en FHIR resources beschikbaar worden gemaakt en een cliënt toepassing interacties kan uitvoeren die doorgestuurd kan worden naar een specifieke versie van een functie of FHIR resource.

Versiebeleid zorgt ervoor dat elke wijziging of aanpassing van een Configuratie Item (CI) een gedefinieerde versie heeft voor belanghebbenden.   

De aanpassingen die aan een Koppeltaal interface of FHIR profiel (CI) wordt gedaan, kunnen in 2 categorieën worden onderverdeeld:

  • een Minor of kleine wijziging of
  • een Major of grote wijziging
Interface of Resource releaseOmschrijvingVersienummer
MajorEen breaking change aan een voorziening of toepassing waarbij de afnemer of aanbieder de software functioneel en technisch moet aanpassen om de nieuwe versie
te ondersteunen. Hierbij kun je denken aan het noodzakelijk maken van een nieuwe parameter, of de verandering van de structuur of (referentie) type van een FHIR resource.
1.x, 2.x, etc.
MinorHet betreft het toevoegen van functionaliteit die de bestaande functionaliteit niet aanraakt/beïnvloedt. Afhankelijk van de gekozen implementatie zijn kleine technische aanpassingen alleen lokaal noodzakelijk.1.1, 1.2, 2.1, etc.
BuildEen niet breaking change aan een een voorziening of toepassing, waarbij de aanbieder of afnemers hun software niet hoeven aan te passen. Een tussentijdse update van de laatste versie, typisch met een aantal verwerkte wijzigingen (RFC’s). 1.1.001, 1.2.001

Het is afhankelijk van de implementatie wanneer een wijziging breaking of niet breaking is. Wanneer bijvoorbeeld validatie wordt toegepast op inkomende berichten en de aanroepende partij hanteert een ander versienummer dan de ontvangende partij waarbij in het bericht een element is toegevoegd, zal bij de ontvangende partij het bericht niet verwerkt worden door deze validatie. Om te voorkomen dat alle wijzigingen breaking zijn, is de keuze gemaakt om elementen in de resources optioneel te maken zodat verschillende Minor en Build versies kunnen communiceren met elkaar of te wel backwards compatible blijven. Bij integratie is het verstandig dat partijen ervan uit gaan dat wijzigingen breaking zijn en dat hiermee rekening moet worden gehouden in de implementatie. 

BELANGRIJK:

Er is nog geen (officieel) besluit genomen HOE we met verschillende versies van (FHIR) REST APIs en (FHIR) resources (profielen) om zullen gaan. Op deze pagina worden de verschillende benaderingen bekeken en beschreven wat de voor- en nadelen zijn.

Geen versiebeheer

Dit is de eenvoudigste manier en mogelijk acceptabel voor een aantal (interne) Koppeltaal interfaces. Belangrijke wijzigingen kunnen worden weergegeven als nieuwe resources of nieuwe koppelingen. Als u optionele elementen toevoegt aan bestaande FHIR resources, is er mogelijk geen wijziging die problemen geeft, omdat cliënt toepassingen die deze elementen niet verwachten te zien, dit zullen negeren.

Een aanvraag voor de URI moet bijvoorbeeld de details retourneren van Patient 61 met de velden "name" en "birthDate"

Patient 61
 GET https://koppeltaal.nl/fhir/Patient/61

{
    "resourceType": "Patient",   
    "id": "61",
    "identifier":  [
        {
            "use": "official",
            "system": "irma",
            "value": "berendbotje01@vzvz.nl"
        }
    ],
    "active": true,
    "name":  [
        {
            "text": "Berend Botje",
            "family": "Botje",
            "given":  [
                "Berend"
            ]
        }
    ],
    "birthDate": "1970-12-20" 
}
  

Als het optionele element "gender" wordt toegevoegd aan de resource instantie zouden bestaande toepassingen goed moeten blijven werken als ze in staat zijn om niet-herkende elementen te negeren, terwijl nieuwe toepassingen kunnen worden ontworpen voor het afhandelen van dit nieuwe element. Als echter ingrijpender (verplichte) wijzigingen in het schema van de resources optreden (zoals verwijderen of wijzigen van elementen) of de relaties tussen resources worden gewijzigd, kan dit bestaande toepassingen zodanig beïnvloeden dat deze niet meer correct werken. In deze (Major) situaties moet u één van de volgende benaderingen overwegen.

URI-versiebeheer

Telkens wanneer een Koppeltaal interface wijzigt of het schema van de resources wordt aanpast, voegt men een uniek (major) versienummer toe aan de URI voor elke (FHIR) resource. De bestaande URI's moeten blijven functioneren als voorheen en resources retourneren die voldoen aan hun oorspronkelijke schema.

Als het vorige voorbeeld wordt uitgebreid, met een verplicht element zoals bijvoorbeeld "gender", kan deze nieuwe versie van de resource worden blootgesteld via een URI met een versienummer, zoals https://koppeltaal.nl/fhir/v2/Patient/61 

Dit mechanisme voor versiebeheer is zeer eenvoudig, maar is afhankelijk van de FHIR Resource Provider die de aanvraag naar het juiste eindpunt moet doorsturen. Dit mechanisme kan onhandig worden als de Koppeltaal interface via verschillende iteraties groeit en de FHIR Resource Provider een aantal verschillende versies moet ondersteunen. Vanuit het oogpunt van een purist halen de toepassingen in alle gevallen dezelfde gegevens op (Patient 61), dus de URI mag niet echt verschillen, afhankelijk van de versie. FHIR referenties wordt door dit mechanisme ook ingewikkelder, omdat alle referenties het versienummer moeten opnemen in hun URI's.

Header-versiebeheer

In plaats van het versienummer in het URI toe te voegen, kan men een aangepaste (HTTP) header implementeren die de versie van de resource aangeeft. Deze aanpak vereist dat de toepassing de juiste header toevoegt aan alle aanvragen, hoewel de code voor het verwerken van de aanvraag een standaardwaarde (versie 1) kan gebruiken als de versie-header wordt weggelaten. In het volgende voorbeelden wordt een aangepaste header met de naam Custom-Header gebruikt. De waarde van deze header geeft de versie van de Koppeltaal interface aan.

HTTP Header
GET https://koppeltaal.nl/fhir/Patient/61 HTTP/1.1

Custom-Header: Koppeltaal-version=2


Net als bij de vorige benadering moet men voor het implementeren van FHIR referenties de juiste aangepaste header in koppelingen toevoegen.

Response header

Aangezien de aanvraag de Major versienummer bevat, is het handig om het volledige versienummer op te geven in de response headers voor elke (interactie) aanvraag. Deze (response header) informatie kan vervolgens worden gebruikt voor logging, foutopsporing of auditdoeleinden. In gevallen waarin een tussenliggende (netwerk) component een foutmelding retourneert (bijvoorbeeld een reverse proxy die toegangsbeleid afdwingt), kan het versienummer worden weggelaten. Het versienummer moet worden geretourneerd in een HTTP-responsheader met de naam API-Version (hoofdlettergevoelig) .

Voorbeeld van een response header: API-versie: 1.0.2

Mediatype-versiebeheer

Wanneer een cliënt toepassing een HTTP GET-aanvraag naar de FHIR Resource Provider verzendt, moet deze de indeling van de inhoud bepalen die het kan verwerken met behulp van een Accept-header. Vaak is het doel van de Accept-header ervoor te zorgen dat de cliënt toepassing op kan geven of de inhoud van het antwoord XML, JSON of een andere algemene indeling moet zijn, die door de cliënt kan worden verwerkt. Het is echter mogelijk aangepaste media typen te definiëren met informatie voor het inschakelen van de cliënt toepassing, om aan te geven welke versie van een FHIR resource wordt verwacht.

In het volgende voorbeeld is een aanvraag met een Accept-header met de waarde application/koppeltaal.adventure-works.v2+json. Het koppeltaal.adventure-works.v2-element geeft bij de FHIR Resource Provider aan dat versie 2 van de resource aan de cliënt toepassing moet worden geretourneerd, terwijl het json-element aangeeft dat de indeling van de inhoud JSON moet zijn.

De code voor het verwerken van de aanvraag is verantwoordelijk voor de verwerking van de Accept-header en het zo veel mogelijk naleven ervan (de cliënt toepassing kan verschillende indelingen opgeven in de Accept-header. In dat geval kan de FHIR Resource Provider de meest geschikte indeling voor de inhoud kiezen). De FHIR Resource Provider bevestigt de indeling van de gegevens in de inhoud met behulp van de Content-Type-header.

Als de Accept-header geen bekende media typen opgeeft, kan de FHIR Resource Provider een antwoordbericht HTTP 406 (Niet aanvaardbaar) genereren, of een bericht retourneren met een standaard-mediatype. Deze aanpak is misschien de zuiverste van de verschillende methoden voor versiebeheer en is van nature geschikt voor FHIR referenties, dat het MIME-type van gerelateerde gegevens in links naar resources kan opnemen.


Notitie

Wanneer men een bepaalde strategie voor versiebeheer selecteert, moet men ook de gevolgen voor de prestaties overwegen, met name opslaan in caches bij de FHIR Resource Provider.

De schema's voor URI-versiebeheer is cache-vriendelijk, aangezien dezelfde combinatie van de URI-querytekenreeks telkens naar dezelfde gegevens verwijst.

De mechanismen voor Header-versiebeheer en Mediatype-versiebeheer vereisen extra logica voor het onderzoeken van de waarden in de aangepaste header of de Accept-header.

In een grootschalige omgeving kan het gebruik van verschillende versies van een Koppeltaal interface door veel cliënten leiden tot een aanzienlijke hoeveelheid gedupliceerde gegevens in een cache aan serverzijde. Dit probleem kan acuut worden als een cliënt toepassing met een webserver communiceert via een proxy die opslaan in cache implementeert en die alleen een aanvraag naar de webserver verzendt als deze niet op dit moment een kopie van de aangevraagde gegevens in de cache bevat.

Het Open API Initiatief voor versiebeheer van interfaces

Het Open API Initiatief is gemaakt door een brancheconsortium om (FHIR) REST-API-beschrijvingen bij leveranciers te standaardiseren. Als onderdeel van dit initiatief kreeg de Swagger 2.0-specificatie de nieuwe naam OpenAPI Specification (OAS) en werd deze onder het Open API Initiatief gebracht.

Wellicht kan men het OpenAPI overnemen voor het beheer van de verschillende Koppeltaal interfaces. Enkele punten om in overweging te nemen:

  • De OpenAPI Specification wordt geleverd met een set van richtlijnen over hoe een REST-API moet worden ontworpen. Dit heeft voordelen voor interoperabiliteit, maar vereist meer zorg bij het ontwerpen van de Koppeltaal interfaces om te voldoen aan de specificatie.

  • OpenAPI draagt bij aan een contract-eerst-benadering, in plaats van een implementatie-eerst-benadering (zie onze referentie implementatie). Contract-eerst betekent dat de Koppeltaal interface-contract (de interface) eerst ontwerpt en vervolgens de code schrijft die het contract implementeert.

  • Hulpprogramma's zoals Swagger kunnen client bibliotheken of documentatie van de API-contracten genereren. Zie bijvoorbeeld helppagina'ASP.NET web-API met behulp van Swagger.

FHIR Profielen voor versiebeheer van resources

FHIR resources zijn in de basis generiek en worden met behulp van profielen uitgebreid en specifieker gemaakt voor een specifieke toepassing. In een profiel wordt bijvoorbeeld beschreven:

  • Versie identifier die gebruikt wordt om de versie van de structuur te identificeren wanneer ernaar wordt verwezen in een specificatie, model, ontwerp of exemplaar. 
  • Welke resource elementen worden gebruikt en welke niet en welke additionele elementen worden toegevoegd die geen onderdeel zijn van de basisspecificatie van een FHIR basis set.
  • Welke API interacties worden er gebruikt voor een bepaalde resource
  • Welke terminologieën worden gebruikt in bepaalde elementen
  • Hoe de resource elementen mappen naar lokale eisen en/of implementaties

Door de manier waarop profielen wordt toegepast binnen FHIR kunnen er voor een bepaalde basis resource versie (DSTU 2, STU 3, R4, etc.) een groot aantal verschillende profielen bestaan, bijvoorbeeld afhankelijk van zorgdomein, land, instelling of leverancier. Om interoperabiliteit te borgen is het van belang dat binnen een bepaalde 'use case' dezelfde profielen gebruikt worden. 

Elke  FHIR basis set, bestaat uit:

  • set datatypes (primitieve, algemene, meta en speciale toepassingen) 
  • set resources (+/- 13 resources)
  • standaard REST operaties 
  • standaard zoek (search) parameters
  • standaard terminologie 

Elke FHIR resource (zie het element meta.profile in een resource instantie) refereert naar een Canonical URL. Dit is een unieke identifier voor een conformance resource (uri) waaraan de resource beweert te voldoen.

Voorbeeld: een Patient die aan het KT2_Patient profiel voldoet 

meta.profile
{
  "resourceType": "Patient",
  "meta": {
     "profile": [ "http://example.org/fhir/StructureDefinition/KT2Patient" ]
  },
  ...
}

Deze Patient (JSON) structuur instantie beweert te voldoen aan een profile wat is vastgelegd in http://example.org/fhir/StructureDefinition/KT2Patient

De Profile legt beperkingen op FHIR basis datatypes, FHIR basis resources en eventueel op een ander FHIR profile. Verder kunnen er additionele elementen worden toegevoegd die geen onderdeel zijn van de FHIR basis set. Een profile is gelaagd (er zit een hiërarchische structuur in ).

Bijvoorbeeld:

  • FHIR STU3-CORE→ FHIR NL-CORE (2017) → FHIR NL Medicatie → MedMij
  • FHIR STU3-CORE→ FHIR NL-CORE (2017) → FHIR NL Medicatie → ZIB (Zorg Informatie Bouwsteen)
  • FHIR R4-CORE → FHIR NL-CORE (2020) → FHIR Koppeltaal 2.0

Een register met FHIR profielen is te vinden op www.simplifier.net (deze site is opgezet in samenwerking met HL7 Nederland). Een draft versie van een Koppeltaal 2.0 profile, gebaseerd op FHIR R4 , met een National NL scope, is te vinden op Simplifier.NET. 

Voor Koppeltaal 2.0: https://simplifier.net/koppeltaalv2.0



  • No labels