- Yvonne Pijnacker introductie van raadpleging met context en resultaat met bouwstenen. Termen toelichten.
- Yvonne Pijnacker weglaten van Informatiearchitectuur als dit klaar is
Een raadpleging aan het LSP moet altijd de context meegeven waarbinnen de opvraging gedaan wordt. De context maakt duidelijk met welke focus en waarom de vraag wordt gesteldEen zorgaanbieder kan een abonnement nemen voor patiënten die het wil volgen, zodat het geabonneerde systeem een notificatie ontvangt dat er gegevens van de patiënt gemuteerd zijn bij een andere zorgverlener. Het aangaan van het abonnement gebeurt op basis van een BSN en een contextcode. De contextcode is een unieke, gestandaardiseerde code die de context definieert. Het fungeert als een technische identifier die systemen gebruiken om te bepalen waar een abonnement precies over gaat. Deze code wordt afgesproken binnen een domein, zodat alle partijen binnen dat domein dezelfde betekenis koppelen aan een context. De context verwijst naar het specifieke onderwerp of de situatie waarop een abonnement of notificatie betrekking heeft. Het is een logisch kader dat bepaalt welke gegevens en gebeurtenissen relevant zijn voor een bepaalde behoefte of doelstelling. In de Aorta-infrastructuur is context belangrijk omdat het helpt om berichten te filteren en te zorgen dat alleen relevante informatie wordt afgeleverd bij abonnees. Elke zorgtoepassing op het LSP kent een vastgestelde set aan contexten. Voor Ook voor de zorgtoepassing Medicatieoverdracht zijn de onderstaande contextcodes contextcodes gedefinieerd. Elke context heeft een unieke contextcode uit een (centrale) waardenlijst. . Zie tabel 1 hieronder.
Op het moment dat een bronsysteem een mutatie doet en deze meldt aan de VWI/ACT, checkt het LSP of deze mutatie zou leiden tot nieuwe gegevens bij geabonneerde contextcodes. Het LSP verstuurt een notificatie met daarin o.a. de bouwsteentype(s). Hierop kan het geabonneerde systeem een (gespreide of gerichte) vraag gebruiken om gegevens op te halen. Het opvragen gebeurt uiteraard volgens de reguliere authenticatie/autorisatieregels.
Een voorbeeld: Een zorgverlener maakt een nieuwe medicatieafspraak (MA) zijn zijn voorschrijvend systeem en meldt deze mutatie bij VWI/ACT. Dit leidt tot een bijgewerkte actualiteit van van de bouwsteentype MA. Een geabonneerde zorgaanbieder is geabonneerd op contextcode MEDGEG. Een MA is een relevant gegeven in dit geval, dus stuurt het LSP deze zorgaanbieder een notificatie met daarin het bouwsteentype. Het geabonneerde systeem gebruikt de gerichte vraag om de gegevens op te halen bij het bronsysteem.
Door goed gebruik te maken van context en contextcodes, kan de Aorta-infrastructuur een krachtige en gestroomlijnde berichtenstroom bieden die precies aansluit op de behoeften van aangesloten partijen.
Tabel 1 : contextcodes Medicatieoverdracht
Context | Display naam | MA | TA | MGB | MVE | MTD | WDS | VV | Tijdsvenster |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
MEDGEG | Therapeutische medicatiegegevens | x | x | x | x | Begindatum: datum van opvraging minus 400 dagen. Einddatum: ongedefinieerd (alle toekomstig geldige gegevens vallen binnen het tijdsvenster). | |||
MEDGEGTOT | Therapeutische en logistieke medicatiegegevens | x | x | x | x | x | x | Begindatum: datum van opvraging minus 400 dagen. Einddatum: ongedefinieerd (alle toekomstig geldige gegevens vallen binnen het tijdsvenster). | |
MEDMTD * | Medicatietoedieningen | x | Begindatum: datum van opvraging minus 24 uur. Einddatum: ongedefinieerd (alle toekomstig geldige gegevens vallen binnen het tijdsvenster). | ||||||
MEDMTDTOT * | Benodigde medicatiegegevens om toedienlijst samen te stellen | x | x | x | x | Begindatum: datum van opvraging minus 400 dagen. Einddatum: ongedefinieerd (alle toekomstig geldige gegevens vallen binnen het tijdsvenster). |
...